In
verschillende religies en volgens meerdere geleerden is
reïncarnatie een vanzelfsprekend onderdeel van de levensfilosofie. In het hindoeïsme, boeddhisme en ook in de theosofie en
antroposofie zijn het uitgangsprincipes. Pythagoras, Plato, Kant , Hume en Schopenhauer
hadden ook belangstelling voor de
wedergeboorte. Emanuel Swedenborg heeft er over geschreven en was er zelfs
van overtuigd.
De afgelopen
decennia zijn er veel onderzoekers geweest die op verschillende manieren
geprobeerd hebben voorbeelden van reïncarnatie of van opnieuw geboren zielen te bewijzen.
Zo kennen we het bijzondere boek van Joanne Klink : “Vroeger toen ik
groot was: vergaande herinneringen van kinderen”. Deze Nederlandse theologe studeerde in Leiden en werd later Remonstrans
predikante in Haarlem. Haar grootste bekendheid heeft ze echter gekregen door
haar vele boeken, die baanbrekend waren en met als terugkerend thema: geloof & kinderen. In het boek “Vroeger
toen ik groot was”, heeft zij op
basis van veel gesprekken met jonge kinderen hun verhalen zo nauwgezet mogelijk
opgeschreven. Die verhalen geven de sterke suggestie dat kinderen tot een bepaalde leeftijd nog
kennis hebben van een eerder leven. De beschrijvingen zijn zo verrassend en
authentiek , dat ze zeker niet geschaard kunnen worden onder de term
kinderlijke fantasie. Het is echter geen wetenschappelijk boek, omdat Klink
niet persoonlijk alle uitspraken van deze kinderen heeft kunnen toetsen.
Een andere benadering die veel uitgetest is, zijn voorbeelden van
mensen, volwassenen in dit geval, die
onder verschillende vormen van diepe of lichte hypnose gebracht worden, ook wel
regressietherapie genaamd, en zich dan opeens verhalen over vorige levens
herinneren. Vaak wordt er wat lacherig over gedaan omdat teveel mensen suggereren dat ze een beroemdheid zijn geweest
in een vorig leven, zoals Napoleon of Mozart. Interessant is zeker de Nederlandse regressietherapeut Pieter Barten , die in Nijmegen woont en vele levens van mensen via hypnose/trance heeft uitgeplozen en daar een dik boek "Reïncarnatie en Levenslot' over heeft geschreven.
Iemand die hier veel aan heeft bijgedragen is dr. Helen Wambach een professor in de psychologie. Haar
belangrijkste boek heet: “Een mens heeft vele levens”. De verhalen zijn indrukwekkend en voor de personen in kwestie
zeer betekenisvol. Het kan dat daardoor diepgewortelde trauma’s opgelost worden
of juist inzicht geven in een mogelijke herkomst van
dat trauma en dat draagt ook bij aan de
verwerking. Wambach heeft ook geprobeerd om historische feiten te verifiëren en
is daardoor ook veel wetenschappelijker.
Prof dr. Ian Stevenson past ook
in deze categorie van wetenschappelijke onderzoekers. Hij was directeur van de parapsychologische afdeling
van de Universiteit van Virginia en is
in 2007 overleden. Hij reisde de wereld over om diverse gevallen van mogelijke
wedergeboorte te onderzoeken. In zijn boek “Reïncarnatie” , dat in het
Nederlands in 1981 is verschenen beschrijft
hij uitgebreid twintig van dergelijke gevallen.
Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat kinderen in de leeftijd van
drie tot vijf jaar spontaan kunnen gaan vertellen over een vorig leven. Vanaf
de leeftijd van zes à zeven jaar lijkt
het doek weer te vallen en verdwijnen deze herinneringen weer. Stevenson heeft de moeite gedaan om intensief
met deze kinderen te praten en hun familieleden en alleen als gebleken is dat de personen die ze zeggen
te zijn geweest in dat vorige leven, ook aangetoond kunnen worden. Als die
mensen nog leven (en dat is een voorwaarde) worden ook zij ondervraagd op alle
mogelijke feiten en gebeurtenissen. De verhalen zijn werkelijk verbluffend en
een aantal zal ik hieronder beschrijven. Ze spelen in India , Ceylon (nu Sri Lanka),
Libanon, Brazilië en zelfs een aantal in Alaska.
Later in zijn leven heeft Stevenson ook op andere manieren verbanden tussen levens onderzocht en wel op basis van onverklaarbare geboortekenmerken. Dat kunnen moedervlekken zijn of kleine lichaamsafwijkingen aan hoofd en oren. Stevenson heeft ontdekt dat personen vertellen hoe zij overleden zijn in een vorig leven en dragen daarvan soms steeds kenmerken in dit nieuwe leven. De wonden zijn weliswaar "geheeld", maar nog steeds zichtbaar. Nu echter terug naar een aantal voorbeelden van vorige levens.
Prakash
(India).
Een jongen van tien jaar, genaamd Nirwal stierf in
april 1950 aan de pokken in zijn ouderlijk huis te Koso Kalan, een stad in het
district Mathura, Uttar Pradesh. Op de dag van zijn overlijden was hij
prikkelbaar en ijlde hij. Hij zei tot twee keer toe tegen zijn moeder : “Jij bent
mijn moeder niet, jij bent een Jatni (lagere kaste). Ik ga naar mijn eigen
moeder en wees naar een ander stadje Chhatta (op ruim 9 kilometer afstand van
Kosi Kalan)”.
In augustus 1951 beviel een vrouw in Chhatta van een zoon die zij Prakash noemde. De jongen
groeide op zonder bijzonderheden totdat hij ongeveer vierenhalf jaar oud was en
toen door een nachtmerrie wakker werd en de straat oprende. Hij riep dat hij in
Koshi Kalan thuishoorde, dat zijn naam Nirmal was en dat hij daar naartoe
wilde. Dat wakker worden en dezelfde uitspraken gebeurde een aantal keren en
hij noemde daarbij ook de naam van zijn vader Bholanath. De familie was verontrust
en uiteindelijk besloot een oom om de jongen een keer naar die plaats te
brengen, omdat het niet ver af. Eenmaal aangekomen wees de jongen op een
huis/winkel, die toebehoorde aan Bholanath Jain . Later toen er eenmaal een
contact was gelegd bleek inderdaad dat deze familie een kind had verloren aan
de ziekte pokken en Nirmal heette. Het kind, Prakash wist zich nog veel van de familie
te herinneren en ook feiten die vreemden normaal niet kunnen weten. Het is een
opvallend voorbeeld omdat de wedergeboorte zo kort na elkaar plaats vindt. Het is maar ruim
een jaar later en ook nu weer in het lichaam van een jongen en niet in dat van
een meisje, zoals wel vaker wordt beweerd. Je incarneert om beurten als vrouw
en dan weer als man. Dat maakt een onderzoek als dit wel heel goed mogelijk.
Verder is het ook toevallig dat de geboorteplaatsen dichtbij elkaar liggen
(nauwelijks 10 kilometer verwijderd van elkaar). In andere gevallen liggen de
plaatsen en tijden ver uit elkaar met soms honderd jaar ertussen en continenten
van elkaar verwijderd. Natuurlijk blijft het nog een raadsel hoe Prakash in de uren van zijn sterven (op tienjarige leeftijd) kan herinneren of beweren dat hij een ander leven had/heeft dat nog moet beginnen een jaar later. Is dit een vorm van precognitie, of juist een vorm van progressie als een beeld van een toekomstig leven. Hoe gek het ook klinkt waar dr. Helen Wambach heeft hier ook onderzoek naar gedaan en meerdere voorbeelden beschreven. Het boek "Visioenen van de toekomst" is daar het bewijs van.
Tweede voorbeeld.
Sukla ,
dochter van Sen Gupta, uit Kampa, een dorp in West-Bengalen in India, werd in
maart 1954 geboren. Toen zij een jaar of
twee oud was zag men haar vaak een kussen of stuk hout wiegen en tegelijkertijd
het woord Minu uitsprekend. Op een vraag uit de familie wie dat was zei ze: “mijn
dochter”. Dit kinderspel is zeker niet uniek te noemen, en juist veel voorkomend. In de daarop volgende jaren echter vertelde zij meer bijzonderheden over “haar
kind” en eerdere man die als familie in Rathala (een wijk in Bhatpara) leefden, zo’n 18
kilometer verwijderd van Kampa. Enige
tijd later hoorde men via een kennis dat er inderdaad een wijk in Bhatpara was
die zo heette. Bij navraag in deze wijk bleek dat er inderdaad een familie was, waarvan de moeder Mana heette, die enige jaren tevoren, in januari 1948, was gestorven en een
dochtertje achterliet met de naam Minu.
Dat was voor
de familie Gupta genoeg reden om met Sukla, toen zij ongeveer 5 jaar was, naar Rathala
te reizen en contact te zoeken met deze familie. Sukla wees rechtstreeks het
huis aan en benoemde ook verschillende familieleden en wees op bepaalde
voorwerpen in huis. De ontmoeting met haar “vorige man en kind Minu” bracht
Sukla hevig in beroering en zij wilde blijven. Gedurende haar verdere leven heeft ze voortdurend
contact gehouden met haar vroegere familie, want de genegenheid was wederzijds.
Ook hier is
de reïncarnatie amper na 5 jaar en op nog geen 20 kilometer van elkaar
verwijderd, hetgeen een gedegen onderzoek mogelijk maakte. Het jonge kind Sukla
wist zoveel details, voorvallen en intimiteiten te vertellen van haar vorige
leven dat dit het gebeuren extra authentiek maakt. De wedergeboorte is ook nu weer als vrouw. Volgens sommige theorieën zou een snelle reïncarnatie alleen optreden in het geval van kinderen. Dan is een tijdspanne van een paar jaar tussen levens mogelijk, omdat kinderen eigenlijk nog geen "karma" hebben opgebouwd. Bij volwassenen moet je eerder denken aan gemiddelde tussenpozen van honderd jaar, zo stelt ook Rudolf Steiner, grondlegger van de geesteswetenschap antroposofie.
Derde voorbeeld.
Maria Januaria de Oliviera (Brazilië) lag op haar sterfbed als gevolg van tuberculose en belooft haar beste vriendin Ida Lorenz: "Als ik ben wedergeboren, zal ik geboren worden als een dochter van jou. Als ik oud genoeg ben om te spreken zal ik dingen vertellen die alleen wij twee weten en daaraan zul je herkennen dat ik het ben en dat ik ben teruggekeerd". Tien maanden later schonk Ida het leven aan een dochter Martha. Toen zij bijna drie jaar oud was begon ze te vertellen over oude gebeurtenissen uit Maria's leven. In totaal heeft zij wel 120 verklaringen afgelegd over voorvallen tussen beide vrouwen.
Deze reïncarnatie is helemaal bijzonder, omdat de persoon ik kwestie kennelijk zelf kan kiezen en bepalen hoe zij zal terugkomen in een volgend leven. Dat is geen goddelijke of geestelijke bestemming, maar deels kennelijk een eigen keuze.
Jim Tucker heeft het werk van Stevenson overgenomen. |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten