Een weerzien na 50 jaar
|
Hoofdingang Abdij
Mijn Jeugd
Op 12 april
1955 werd ik als derde kind geboren in Heerlen. Binnen een jaar verhuisde het
gezin naar Brunssum waar ik de rest van mijn jeugd tot 12 jaar doorbracht. In
navolging van mijn broer ging ik begin jaren 60 naar de Rooms Katholieke lagere
school, behorend tot de Room Katholieke Onderwijsstichting H.Gregorius, aan de Wilhelminastraat die onder leiding
stond van schooldirecteur De Rouw. In 1971 is de Stichting overgegaan in
Onderwijsstichting Brunssum. Het was een jongensschool met een zeer gemengde
populatie van kinderen uit alle lagen van de bevolking. Kinderen uit de betere
wijken maar ook van straten uit de wijk De Egge, een dichtbij gelegen buurt met
kleine mijnwerkershuisjes waar wel grote kinderrijke gezinnen woonden. De
mijnwerkerskolonie werd in 1920 aangelegd speciaal voor de mijnwerkers die bij
de staatsmijn Hendrik (de Rumpen) konden werken, maar waar ook sociale armoede
heerste toen de mijn Hendrik-Emma in 1966 gesloten werd.
Zo was de
familie Rullens heel berucht op school. Ze zagen er niet alleen zeer onverzorgd
uit, maar hadden ook wel eens een mes op zak als hun brutale mond niet meer hielp.
Dit leverde zeker extra stress en hectiek op. Zelf koester ik nog warme
herinneringen aan de vele oneindige uurtjes knikkeren op het schoolplein en dan
met zwarte knieën en zwarte vingers weer thuis aankomen, waar moeder dan zat te
mopperen. Wat voor schooltijd en
tijdens pauzes ook veel gedaan werd was bokje springen over de ruggen van
medeleerlingen en kronkelend over het schoolplein. Aangezien ik altijd tot de
langste jongens behoorde moest ik extra diep door de knieën, omdat de kinderen
er anders niet overheen konden springen.
Nog spannender was bokje springen tegen een muur. Dan stonden vijf of
zes kinderen voorover gebukt tegen een muur en moest je proberen zo ver
mogelijk over de ruggen richting de muur te springen. Dat was bijna
waaghalzerij, want je kon er ook afvallen. Het ging door totdat “de brug”
bezweek. Soms als het lukte, gaf dat een euforisch gevoel. Helaas herinner ik me
de lagere schooltijd ook als een periode waarin je moest “overleven” in een
vijandige wereld. Steeds waren er wel weer vervelende personen uit hogere
klassen die je probeerden uit te dagen en te vernederen. De kunst was dan de
juiste strategie te kiezen van bluffen, erop af gaan of het hazenpad kiezen. In
de hogere klassen was ik op het idee gekomen om een grote stevige, niet zo snuggere , klasgenoot met de toepasselijke achternaam Schaap te vragen als mijn toeverlaat
en bewaker in ruil voor tips en informatie bij proefwerken. Dat werkte prima en
bracht rust. Eigenlijk begon ik met goede moed en opgewekt, ja zelfs
nieuwsgierig aan de basisschool. De lagere klassen verliepen goed met de wijze juffrouw Halmans in klas 1 of 2 en in klas 3
de jeugdige onderwijzer Op ’t Veld. Pas in de hogere klassen sloeg de verveling toe.
De gebroeders Bontemps als onderwijzers in klas 4 en 5 waren in de ogen van ons,
kinderen, stug, bot, stokoud en uitgeblust. In mijn herinnering was het toen vooral
veel topografie leren en dictees maken. Aan het eind van klas 5 moest ik een
psychologisch onderzoek en een IQ-test ondergaan. Kennelijk heb ik die slecht
gemaakt , want het daaruit rollende schooladvies was Lagere Technische School
(LTS) . Meer zat er niet in. Gelukkig waren mijn ouders het daar niet mee eens
en kon ik na de 5e klas basisonderwijs de overstap maken naar de voorbereidende
klas (VK) van het Bernadinuscollege in Heerlen. Daar kreeg ik les van oude paters in bruine pijen die voortdurend sigaren rookten. Dat was geen succes en dus ging ik een jaar later naar de VK op gymnasium Rolduc in Kerkrade,
in de voetsporen van mijn drie jaar oudere broer die er al zat.
Rolduc was
een jongensinternaat met een zeer lange historie en vooral veel faciliteiten. Toen
mijn broer er begon was het behalve een gymnasium ook een klein seminarie. Dat
betekende dat deze middelbare school bedoeld was om priesters op te leiden, al
moet je na het einddiploma wel nog een aantal jaren naar een groot seminarie waar de echte priesteropleiding begon.
Mijn broer wilde dat in eerste instantie ook, maar tegen het einde van het
gymnasium niet meer. Toen ik zou gaan was die eis van priesterroeping vervallen en was het een “gewoon” gymnasium.
Ik verheugde
me erop altijd wel speelvriendjes te hebben.
Je kon er ook allerlei hobby’s botvieren van toneelspelen, muziek maken,
zelf foto’s ontwikkelen, zelfs bloemsierkunst en literatuur bestuderen was
mogelijk. Zelf was ik al een paar maal daarvoor op bezoek geweest bij mijn
broer op zondagmiddagen. Een beetje jaloers zag ik dan de “internen” samen
tafelvoetballen, tafeltennissen en sporten. Thuis had ik die mogelijkheden
niet.
In de
begintijd had ik het dan ook al meteen naar mijn zin, al ontdekte ik dat
sommige andere medescholieren leden aan een zeer vervelende ziekte, die heimwee
heette. Nooit eerder zag ik jongens als zo’n zielige hoopjes op bed liggen,
waar ze uren huilden en kreunden en dat duurde soms wel een aantal dagen. De
grootste omschakeling met thuis is misschien wel het volledig gestructureerde
leven dat je leidt in een internaat. Alles op vaste tijden en in een monotone
herhaling. Anders dan thuis moest je ‘s morgens na het opstaan meteen naar de
studiezaal , waar je achter je eigen tafeltje huiswerk kon maken, rijtjes kon
leren of gewoon wegdromen. Daarna pas ontbijt en daarna begonnen de
schoollessen, tenminste doordeweeks.
Eenzelfde patroon vanaf kwart voor vijf aan het eind van de middag tot zes uur en
daarna pas de warme maaltijd in de eetzaal. Jaargroepen zaten bij elkaar aan
tafel, dus je zat steeds naast klasgenoten. De aanwezigheid van toezichthoudende priesters
en surveillanten was wel eens vervelend, maar zorgde ook voor rust.
De enige
vrouwen die we zagen in het begin, waren de poets-, was- en keukennonnen die in een apart aangrenzend gebouw
verbleven. Ze waren onopvallend en
maakten nauwelijks of geen contact met de gymnasiasten. Soms deden wij wel enige pogingen daartoe. Zo
herinner ik me nog dat we met een paar jochies muziek aan het draaien waren en
we met geopende ramen het Franse liefdeslied “Je t’aime, mois non plus” met
Jane Birkin en Serge Gainsbourg uit de luidsprekers lieten knallen, hopend op
gillende reacties vanuit het nonnenhuis. Het was de snelle opkomst van de hippie- en popmuziek en
op zondagmiddag luisterden we naar de hitlijsten van Radio Luxemburg en ‘s
avonds in bed met een transistorradiootje aan je oor.
Deze
studiediscipline heeft er gelukkig voor gezorgd dat ik jaren later de HTS heb
kunnen afronden, want ik was maar een middelmatige leerling zonder al te grote
technische aanleg. Mijn inzet in tijd en doorzettingsvermogen hebben me er
doorheen gesleept. Aangezien ik thuis de
enige was die wel eens speelde met licht en elektriciteit, de fiets repareerde
en wat sleutelde aan de brommer vonden mijn ouders dat ik een technische
opleiding moest gaan volgen. Op een HTS word je echter niet opgeleid voor
bromfietsmonteur, dat begreep ik pas later.
De enige
andere mogelijkheid om een deel van studiezaalverplichtingen ’s ochtends te
ontduiken was om je als misdienaar aan
te melden en in een portaal van de abdijkerk een priester te helpen bij de “misdienst”.
Zo moest je het zware missaal op de juiste momenten van links en dan weer van
rechts aanreiken en water en wijn aangeven tijdens en na de offergave. Dat
betekende meteen stiekem proeven van de miswijn en die was gelukkig niet slecht
en zo vroeg in de ochtend maag-verwarmend.
Gelukkig
werd in hetzelfde jaar dat ik op Rolduc als (interne) gymnasiast begon de
school opengesteld voor jongens én meisjes uit Kerkrade en omgeving, om als
externen hetzelfde gymnasium te bezoeken. Het bijna eeuwenoude mannenbolwerk
werd opengebroken en zorgde voor frisse nieuwe wind. Op de eerste klas van het
gymnasium zaten toendertijd al zo’n acht tot tien meisjes waartoe ook Yvonne
Buck behoorde die later als Mevr. Y Timmermans-Buck Eerste Kamervoorzitter is
geweest en actief was in het wetenschappelijk bureau van het CDA. Enige jaren
daarvoor waren Loek Hermans (VVD) , de latere Bisschop Gijzen en nog eerder oud
minister-president Cals Rolducien geweest. Hoe het leven in een internaat
verloopt is ook prachtig beschreven door iemand uit de groep van de literaire Tachtigers
Lodewijk van Deyssel, pseudoniem van Karel Alberdingk Thijm. In zijn boek “De
kleine Republiek” vind je veel beschrijvingen die nog steeds tot herkenning
leidden. Zo’n priestergemeenschap en
internaat draagt inderdaad kenmerken van een zelfstandige staatsvorm, die met
recht een autonome republiek genoemd kan worden, want directeur Jochems moest bijvoorbeeld
aangesproken worden met President. Het ademde ook de oude Franse glorie want
veel woorden waren in het Frans zoals de court (speelplaats), het bosquet (bosrijk stukje rondom de gebouwen)
en de chambretten (kleine slaaphokjes).
Op zo’n
jonge leeftijd losgerukt worden van je ouders brengt ook risico’s met zich mee,
want ondanks het strenge regime gebeurde er veel jeugdig kattenkwaad zoals het
stelen en verhandelen van sigaretten en aanstekers, een zeer geliefd product
onder studenten. Ook het stiekem kopen van sexblaadjes in het nabijgelegen
Herzogenrath. Jeugdige onbezonnenheid leidde ook wel eens tot avondlijke
strooptochten zoals in de wijnkelders van Rolduc. Zelf hoorde ik tot een groepje
dat door de herrie van kapot geslagen flessen werd ontdekt en twee weken
geschorst werd van het internaat. Mijn vader moest de dure flessen later ook
nog vergoedden. Stiekem roken was ook een geliefde bezigheid en er was geen
plek op Rolduc veilig. In de recreatiezaal mocht ‘s avonds televisie gekeken
worden en in de donkere zaal viel het niet op als de jongeren ook rookten. Het was stoer en brutaal en dus deed je volop
mee. In al je kleren zaten wel halfopgerookte sigaretten die snel verstopt moeten
worden. Mijn ouders wisten daarom al snel hoe het zat.
Een andere
leuke bezigheid ‘s avonds was om met een groepje studenten de gymzaal te
reserveren zodat we daar het apekooispel gingen doen of volleyballen. Reuze
gezellig en uitdagend al zat er vaak ook een seksueel grensoverschrijdende
verkenning bij. Gelukkig waren het
jongeren onder elkaar en hebben we gelukkig nooit last gehad van dergelijke
handelingen door volwassenen. Bij een ontluikende seksualiteit zijn deze
gebeurtenissen wel vaker gewoon.
Dat ik geen
goede seksuele voorlichting heb gehad bleek wel toen ik op een avond op mijn
chambret me aan het klaarmaken was voor het slapen gaan toen ik plotseling een
erectie kreeg. Natuurlijk had ik die wel eens gezien bij anderen, maar het zelf
voelen maakte me niet alleen heel ongemakkelijk, maar bracht me ook lichtelijk in
paniek. Hoe lang blijft deze “stijfheid” ? Is dit een plotselinge infectie of ziekte,
zoals je ook een gezwollen been kunt hebben van een insectenbeet? De paniek
werd nog groter toen ik merkte dat het niet vanzelf overging en uren (misschien
wel een dag) aanhield. Hoe kon ik het verbergen voor anderen? Toen wist ik nog niet dat een zaadlozing de
enige manier was om de erectie het snelst te laten verdwijnen. De eerste keer
niet doelbewust, maar tijdens het gewoel in bed ontstond een spontane
ejaculatie. Zo ontdekte ik dat natte dromen meerdere oorzaken kunnen
hebben.
Pas veel
later is naar buiten gekomen dat een priester/leraar, de Heer Timmermans wel
ongewenste intimiteiten heeft gepleegd met leerlingen, die daar jaren later nog
getraumatiseerd door zijn . Twan Geurts heeft dit in een boek naar buiten
gebracht. De titel daarvan is: “Rolduc. De laatste dagen van een
kleinseminarie” (uitgeverij Balans 2011). Ook van voormalig bisschop van Roermond (en later IJsland) mgr. Gijsen
is bekend geworden, dat hij tijdens zijn verblijf als broeder op Rolduc een
gluurder was en zich vaak vertoonde bij de chambretten van leerlingen. Het
meldpunt Seksueel Misbruik RKK heeft hem daarvoor in december 2011 schuldig
verklaard. Gelukkig is mij deze gruwelijke ellende bespaard gebleven en heb ik
mij redelijk natuurlijk kunnen ontwikkelen, al waren de eerste contacten wel
homoseksueel van aard.
De gemengde
klassen met meisjes en jongens waren een verademing en gezond voor onze
ontwikkeling. Zo weet ik nog dat we als leerlingen een lange wandeltocht gingen
maken naar Bleijerheide of Herzogenrath en dat ik hand in hand liep met een
meisje uit mijn klas. Het voelde alsof ik al in de zevende hemel was. Later
gingen we ook afspraken maken op woensdagmiddagen om met een groepje, waaronder natuurlijk meisjes, naar het
openlucht zwembad in Ehrenstein te gaan. Samen op de fiets terug was geweldig,
want meisjes zijn veel leuker en gezelliger.
In een onbezonnen bui trokken we ook wel eens aan de bh-bandjes van de
jonge dames of schoten propjes en elastiekjes af. We “leenden” stiekem de
agenda’s van de dames en pluisden deze uit naar geheime informatie en
ontboezemingen. We gaven ze pas terug in ruil voor een kusje. Deze nieuwe
wereld was voor mij vele malen interessanter dan de saaie Latijnse zinnen of
wiskunde opgaven. Ik wilde alles leren
van meisjes, ze verleiden, ze behagen, ze zoenen en misschien zelfs met
ze vrijen. Kennelijk heeft dit mijn aandacht zo afgeleid dat ik opeens aan het
einde van jaar 2 een slecht overgangsrapport kreeg van mijn mentor en Duitse
Juf, die mij niet kon zien of luchten. Zij wilde mij een lesje leren door mij
het jaar te laten overdoen. Gelukkig greep ook toen mijn vader weer in en
haalde me naar huis waar ik de
middelbare school in Brunssum op het Romboutscollege heb afgemaakt.
Terugkijkend
op deze drie schooljaren op Rolduc koester ik geen wrok of bitterheid. Voor mij
waren het belangrijke ontwikkelingsjaren waarin mijn emotionele en sociale
ontwikkeling flink vooruit is gegaan. Wat andere jonge mensen waarschijnlijk
leren tijdens hun militaire diensttijd dat leerde ik op dit internaat. Goed
leren omgaan met discipline en leeftijdsgenoten,
maar ook de ervaringen van samen doen, samen beleven en samen spelen. Op intellectueel
gebied is de school naar mijn mening wel tekortgeschoten.
Het onderwijs was niet of nauwelijks boeiend en ook niet uitdagend en sloot zeker
niet aan bij de ontwikkelingsbehoefte van jonge pubers. Gelukkig heb ik mijn
leergierigheid en nieuwsgierigheid later op de HTS en op de TU wel volledig
kunnen botvieren.
|
Linkerzijvleugel met boltoren
|
Abdij- of Kloostergang
|
Ingang Film- en Toneelgebouw Lumière
|
Achteringang vanuit Court en bordes
|
Zij-ingang vanuit de Court naar Speelzalen
|
Geen opmerkingen:
Een reactie posten