zaterdag 26 december 2020

Wetenschap en Inwijding

Ingezonden stuk aan tijdschrift Panta van vereniging Itant 2004 

WAARHEEN MET DE TRANSPERSOONLIJKE PSYCHOLOGIE? 

Het debat over wetenschap en inwijding! 

In het vorige nummer van Panta ontspon zich een boeiende discussie tussen Peter Kampschuur en Frank Visser over de zin/onzin van wetenschappelijke bestudering van spiritualiteit. Kunnen we de wetenschap beter achter ons laten, of kunnen we tot een 'trans-wetenschap' komen? Het zal er vanaf hangen, in hoeverre men in de wetenschap nieuwe methoden van kennisverwerving wil opnemen. Met Peter Kampschuur ben ik het in zoverre eens dat wetenschap bedrijven ook naar mijn gevoel niet zaligmakend is als de enige (en echte!) weg naar waarheid wanneer het gaat om fenomenen van de geest, zoals mystieke ervaringen, verlichting of transpersoonlijke ervaringen in het algemeen. 
Niet ten onrechte roept hij de lezer op, de wetenschap te transcenderen via participatieve observatie en dus de weg van de inwijding te gaan. Simpel gezegd: "waarom er alleen van de buitenkant naar kijken en aan ruiken als je er ook zelf in kunt stappen"! 

Persoonlijk ben ik van mening dat de huidige en gangbare reguliere wetenschapsbeoefening een noodzakelijke ontwikkelingsfase is (geweest), waarin we het subjectieve helemaal geëlimineerd hebben om tot onbevangen inzichten te komen. Denk bijvoorbeeld aan het "dubbel blind-onderzoek" in de medische wetenschap, waarbij arts noch de patiënt weet, wie het werkbare medicijn en wie het placebo krijgt. Dat heeft ons zeker belangrijke wetenschappelijke inzichten opgeleverd, maar inmiddels zijn we ook aan de grenzen van die benadering gekomen. 

Ook de wetenschap en met name het wetenschappelijk onderzoek zal verder moeten evolueren. Dus niet alleen de geldende methode op nieuwe wetenschapsgebieden toepassen, maar juist ook nieuwe wetenschappelijke methoden ontwikkelen. Ook binnen de huidige wetenschap gebeurt dat af en toe wel. 

In Duitsland is bijvoorbeeld een groep wetenschappers bezig de kwaliteiten van water te onderzoeken en daarvoor gebruiken ze o.a. foto en kristallisatiemethoden die nieuwe informatie oplevert die verder reikt dan alleen de chemische samenstelling of zuiverheid. Zij hebben een duidelijk verschil kunnen laten zien tussen bijvoorbeeld drinkwater uit de waterleiding en water uit een stromend riviertje of mineraal water uit oeroude bronnen; verschillen in termen van levenskrachten. Een vergelijkbaar onderzoek is ook gedaan om verschillen tussen natuurlijke en industriële vitaminen aan te tonen. 

Ik vind het bemoedigend dat wetenschappers een dergelijk concept durven te gebruiken. Dat zou kunnen leiden tot een verruiming van wetenschappelijke denkwijzen. In zijn weerwoord doet Frank Visser de visie van Peter Kampschuur af als "anti-wetenschappelijk" en probeert hij - op een naar mijn gevoel wat geforceerde manier -te bewijzen, hoe belangrijk de wetenschappelijke houding en aanpak juist is en hoe waardevol voor onze inzichten, ook als het gaat om transpersoonlijke psychologie. 

Zonder wetenschappelijke methode zouden, volgens zijn visie, alle uitspraken hun (algemene) geldigheid en dus bestaansgrond verliezen. Met andere woorden, zo wordt het prietpraat, lijkt hij te suggereren. 
Misschien komen we verder met het inzicht dat er veel overeenkomsten kunnen zijn tussen de grondhoudingen van degenen die wetenschap beoefenen en die van mensen die een spirituele discipline volgen; bij beide groepen gaat het om een zoeken naar waarheid en echtheid. 

Wetenschap en (echte) spiritualiteit pogen misleiding, bedrog, illusies te ontzenuwen en streven naar echtheid en waarachtigheid waar het fenomenen van de geest of de ziel betreft. Beiden zoeken naar een waarheidsgetrouw inzicht in de fenomenen waarop men zich richt. 

Overeenkomsten en verschillen 

Het is echter ook belangrijk om naar verschillen te kijken, in elk geval naar de verschillen die nu kennelijk bestaan. De wetenschappelijke methode beoogt vooral objectief (persoonsonafhankelijk), reproduceerbaar (bij herhaling hetzelfde resultaat) te zijn en zou moeten leiden tot aantoonbare, verifieerbare resultaten. Deze 'harde' eisen en voorwaarden kunnen juist ook een sta in de weg zijn, zoals Peter Kampschuur probeert duidelijk te maken. We zien dat ook bij de controverse over homeopathie. Homeopathische verdunningen worden (regulier) wetenschappelijk niet erkend, omdat er statistisch gezien geen 'deeltjes' van de werkzame stof in de alcoholoplossing meer kunnen zitten en dus zou er ook geen genezende werking meer van kunnen uitgaan. Als er dan toch een genezend effect wordt geconstateerd, is er een andere manier van denken nodig om dit te begrijpen. Maar vanuit die andere manier van denken zijn de voorwaarden die wetenschappers stellen misschien inderdaad een beperking van mogelijke wegen tot inzicht. 

Alternatieve genezers weigeren dan ook nogal eens om hun geneesmiddelen of werkwijzen te laten toetsen via reguliere methoden van wetenschappelijk onderzoek. Daarbij wordt gewoonlijk de eis gesteld, dat het gezondheidseffect significant beter is dan het placebo-effect via zelfsuggestie. Maar homeopaten en antroposofische artsen willen een medicijn leveren dat een persoon kan helpen met zijn/haar unieke constitutie en voor dat specifieke probleem, en niet een product dat iedereen van een bepaalde kwaal kan genezen. Het zou jammer zijn als de geneeskunde zich wel eenzijdig op die 'algemene' benadering blijft richten. Want het resultaat daarvan kan zijn dat we alleen "paardenmiddelen" toelaten, met mogelijk veel schadelijke bijwerkingen (lees de bijsluiters maar eens!). 

Frank Visser lijkt veel waarde te hechten aan reflectie, zoals godsdienstpsychologen reflecteren op godsdienstige belevingen en parapsychologen op paranormale fenomenen. Op vergelijkbare wijze zou het dan zin hebben als transpersoonlijk psychologen reflecteren op transpersoonlijke belevingen. Hij overtuigt me niet echt. Wat levert godsdienstpsychologie eigenlijk op? Een typische godsdienst-psychologische uitspraak komt volgens mij van Karl Marx, die beweerde dat 'godsdienst opium voor het volk is'. Dat is misschien vaak wáár geweest maar als algemene stelling doet deze uitspraak geen recht aan de positieve rol of de betekenis van godsdienst voor het welzijn en de (geestelijke) gezondheid van het individu, zoals inmiddels in meerdere studies overtuigend is aangetoond. Maar of dat mensen religieuzer zal maken, is nog maar de vraag. 

Ik begrijp de huiver die Peter Kampschuur toont in verband met de mogelijkheid dat de wetenschap alleen maar komt met rationele, eventueel zelfs biologische "verklaringen" voor transpersoonlijke ervaringen, zonder dat er een nieuw paradigma opkomt. 

Wetenschap transformeren 

We moeten de wetenschap dus verruimen om ook dat stuk mee te kunnen nemen en zo lees en interpreteer ik zijn pleidooi: de wetenschap transformeren tot een trans- wetenschap! Dat zou ook volgens mij met zich moeten meebrengen dat de methoden van wetenschappelijk onderzoek een ontwikkeling dienen door te maken die het innerlijk van de mens met meer uitsluit. Een wetenschap die dan ook niet alleen de waarneembare buitenkant onderzoekt (zoals gedrag bij de psychologie). En een wetenschap die niet naar alleen deeltjes en processen kijkt maar naar het organisch en innerlijk geheel. Dit zou m.i. ook moeten betekenen dat de wetenschap zich durft bezig te houden met vragen die zich onttrekken aan een kwantificerende benadering. In de statistiek (wiskundige wetenschapsmethode) kennen we alleen begrippen als kansberekeningen, toeval en waarschijnlijkheden. De uitspraak dat iemand 30% kans heeft om een bepaalde ziekte te krijgen is misschien wetenschappelijk, 'objectief gezien' juist, maar zegt menselijk gezien eigenlijk zeer weinig. Zegt het iets over de zin van ziekte in een menselijke levensloop? 

In de Jungiaanse psychologie wordt daarom gesproken over het zinvolle toeval (serependiteit en synchroniciteit). Daarmee wordt juist de relatie gelegd met de mens! Wat voor 'de gemiddelde mens'(die uiteraard niet eens bestaat) inderdaad toeval kan zijn, is voor een specifiek individu misschien een zinvolle coïncidentie, omdat een bepaalde gebeurtenis voor die persoon opeens een hele bijzondere betekenis krijgt en misschien zelfs zijn/haar leven volledig kan veranderen. Wat voor de een zomaar een willekeurige gedachtesprong kan zijn, kan voor een ander een 'Aha-Erlebnis' zijn en het hoogst mogelijke inzicht betekenen, misschien zelfs tot een revolutionaire ontdekking leiden. Wat kunnen we hier wetenschappelijk van leren? Waar ligt het onderscheid tussen fantasie en hoogste inzicht? 

Een hogere vorm 

Het zal nog wel even duren voordat de wetenschap dergelijke vragen aandurft, en zolang dat zo is, hebben we meer kans op een antwoord door de weg van inwijding te gaan. Daar kan ik Peter Kampschuur gelijk in geven. We moeten waarschijnlijk toch naar een hogere vorm van wetenschap, zoals bijvoorbeeld R. Steiner, de grondlegger van de antroposofie, die ook heeft beschreven in zijn boeken( "De trappen van het hogere bewustzijn", "Hoe verkrijgt men bewustzijn op hogere gebieden" en "De wetenschap van de geheimen der ziel", verschenen bij uitgeverij Vrij Geestesleven). Steiner voorspelde een toekomst waarin wij gebruik zullen maken van machines en apparatuur die alleen functioneren vanaf een bepaald stadium van persoonlijke ontwikkeling of innerlijke scholing. Ons ontwikkelingsniveau en dan met name onze morele intenties, onze innerlijke houding/attitude zullen volgens hem bepalend zijn voor de vraag of wij deze machines in werking kunnen zetten. 

 Historisch gezien - en dat heeft Mellie Uyldert al eens beschreven - hebben wij de individuele vermogens van "helder-zien" tot collectieve mogelijkheid gemaakt door ver-zien (televisie) en helder-horen door ver-horen (telefoon). Maar daarbij is ook iets verloren gegaan. Er zijn aanwijzingen dat in vroeger tijden veel meer mensen over dergelijke vermogens beschikten, die men later als “paranormaal” is gaan beschouwen. De nadelen van de technische middelen die dergelijke vermogens als het ware hebben vervangen, zijn ook evident - denk maar aan tv-verslaving, de negatieve invloed van gewelddadige programma's op het gedrag van kinderen en overkill aan informatie, die mensen niet aanzet tot zinvolle acties. 

Naar mijn idee zullen we de omgekeerde weg moeten doormaken, die het innerlijk weer vooropstelt en het individu aanspoort om zijn hogere zintuigen en daarmee verband houdende vermogens van intuïtie, imaginatie en inspiratie te ontwikkelen. Wetenschappelijk onderzoek heeft daar tot nu toe weinig aan bijgedragen en met de huidige methoden van wetenschappelijk onderzoek verwacht ik daar ook weinig van. Meditatie en andere innerlijke scholingswegen geven ons vooralsnog meer kans van slagen. Misschien, en naar ik hoop, worden dit in de toekomst wetenschappelijk erkende methoden van onderzoek. 

Verdieping en verbreding 

Al met al ben ik optimistischer dan Peter Kampschuur over de 'groeimogelijkheden' van de wetenschap, terwijl ik tegelijkertijd niet begrijp waarom Frank Visser de objectiverende benadering van de gevestigde wetenschap met zoveel verve verdedigt. Hij stelt in het laatste nummer van Panta dat transpersoonlijke psychologie naar algemeen geldende inzichten streeft, "net als iedere andere wetenschap". Dat soort wetenschap is er dus al! 
Als dit het streven is, is er geen aparte transpersoonlijke psychologie nodig en kunnen de thema's van de transpersoonlijke psychologie gewoon worden ondergebracht bij godsdienstpsychologie en ontwikkelings-psychologie. Juist oog voor unieke, uiterst subjectieve, eenmalige innerlijke ervaringen en de integratie van subjectieve wegen tot inzicht kan de wetenschap vernieuwen tot iets wat misschien wel tegelijkertijd wetenschap en inwijding is.

Geen opmerkingen: