maandag 9 mei 2016

Antroposofie en het praktische leven.

Onder deze titel zijn twee lezingen van Rudolf Steiner uit 1921 in boekvorm opnieuw uitgegeven door Nearchus in 2015. Het bijzondere is dat de beide lezingen juist in Nederland en wel in Den Haag gehouden zijn. Dat maakt alsof je het gevoel kunt hebben alsof ze speciaal  voor Nederlanders en de Nederlandse volksgeest  bedoeld zijn. Uiteraard is het voor een burger uit de 21e eeuw apart om een stuk te lezen dat bijna 100 jaar oud is, maar toch bijzonder hedendaags en actueel blijkt te zijn. De onderwerpen die Steiner aansnijdt zijn zeer belangrijk voor ons als mensen en voor onze ontwikkeling.
De eerste lezing gaat vooral over de aard en het belang van geesteswetenschap  zoals die door de antroposofie wordt uitgedragen.  In zijn tijd maar ook in onze tijd hebben de natuurwetenschappelijke ontdekkingen en inzichten in belangrijke mate ons wereldbeeld bepaald. Alle fenomenen zijn met een dermate grote accuratesse onderzocht en ontleedt dat daarin als het ware de ziel en geest eruit verdwenen zijn. We accepteren alleen nog maar  natuurwetenschappelijke zoals natuurkundige, scheikundige of biologische verklaringen. De materiële structuur en aard der natuur zijn dominant geworden in onze wetenschap en in ons denken. Steiner brengt ons in herinnering dat het in vroegere tijden wel heel anders was. Toen leefden juist bovenzinnelijke of hogere wezens in de natuurverschijnselen. De mens beleefden toen de natuur nog als volledig bezield en met geest vervult.
Voor de ontwikkeling van de mensheid was het nodig dat we mede door de ontwikkeling van de bewustzijnsziel ook deze natuurwetenschappelijke fase zouden doormaken. Het is echter geen eindfase. Integendeel. Er wacht ons nog een grote nieuwe uitdaging om in de toekomst weer de verschijnselen in de natuur als ziele- en geestverschijnselen te leren zien en ervaren. Dat is de belangrijke oproep die Rudolf Steiner voor ons heeft: “Mensen.. ga aan de slag”.
Daarvoor hebben we echter nieuwe, nog te ontwikkelen, hogere zintuigen nodig. Die hogere  zintuigen zijn latent al  in ieder mens aanwezig, maar het vereist jarenlange training en oefening om deze te ontwikkelen zodat we ook deze hogere of geestelijke werelden kunnen ervaren en waarnemen. Door middel van visualisatie- en meditatieoefeningen  die Rudolf Steiner uitgebreid heeft beschreven in zijn boek: “Hoe verkrijgt men bewustzijn op hogere gebieden?” kan ieder mens hiermee aan de slag gaan. 
 

Rudolf Steiner beschrijft het met een stelligheid en openheid die ongekend is. Vroeger was het alleen voorbehouden aan ingewijden en nu kan ieder mens zich toegang verschaffen tot de geestelijke wereld . De aanpak die Rudolf Steiner daarvoor gekozen heeft wordt ook consequent geesteswetenschap genoemd . Het is minstens net zo serieus en ambitieus als de natuurwetenschappelijke aanpak. Het is geen kwestie van filosofie, religie of geloofsovertuiging, maar echt van een wetenschappelijke aard. Ieder mens kan hiernaar onderzoek verrichten en de resultaten ervan toetsen aan wat Steiner erover geschreven heeft, zoals voorwaarden, kenmerkende ontwikkelingsfasen en gebeurtenissen.  
Steiner heeft ook op meerdere plaatsen aangegeven dat de geesteswetenschap niet tot een ontkenning, maar juist tot een verruiming van de natuurwetenschappelijke kennis moet leiden. Dat heeft hij ook laten zien bij zijn visie op en uitwerking van de geneeskunde , opvoedkunde en biologisch/dynamische landbouw.
Als we ons de geesteswetenschap hebben eigen gemaakt dan realiseren we ons terdege dat de mens een onsterfelijk geest- en zielewezen is dat meerdere incarnaties (geboren worden in een fysiek lichaam)  doorloopt om tot een hogere morele en spirituele ontwikkeling te komen. Datzelfde geldt ook voor de natuur, de aarde en de hele wereld en kosmos.
De oefeningen , die op zich heel eenvoudig zijn of lijken, leiden ertoe dat we een soort continuïteit van bewustzijn verkrijgen.  Nu is het zo dat we in onze slaap weliswaar in de geestelijke werelden verblijven met ons ik- en astraal lichaam,  maar dat is dan onbewust. Volledige bewust zijn we alleen als we ontwaken en in ons dagelijks waak- of dag-bewustzijn zijn. Door de oefeningen en de ontwikkeling van de innerlijke zintuigen kunnen we dat bewustzijn ook gaan ontwikkelen (en behouden) tijdens de slaap en ons verblijf in de geestelijke werelden. De oefeningen beschrijft Steiner als een training van ons voorstellingsvermogen (en herinneringsvermogen), zoals je ook de spieren van je lichaam moet trainen door herhaalde oefening. Hij noemt als voorbeeld een visualisatie of imaginatie van een geometrische figuur. Hoe lang en scherp kunnen we bijvoorbeeld een vierkant, cirkel  of driehoek in ons voorstellings- en/of herinneringsvermogen vasthouden?  De intensiteit is daarbij nog belangrijker dan de duur. Dit consequent volhouden, eventueel zelfs dagelijks is dan de opdracht. Het is niet gebonden aan tijdstippen of plaatsen en je kunt het dus overal  en altijd praktiseren. Het hangt van onze eigen keuze af of we dus deze geesteswetenschappelijke scholingsweg willen gaan en daarvoor krijg je achteraf geen diploma en zijn ook geen harde toelatingseisen. Natuurlijk wel morele en ethische voorwaarden.
De tweede lezing van Rudolf Steiner gaat meer over de geesteswetenschappelijke praktijk en wel op het gebied van de opvoeding en het ontwikkelde vrijeschoolonderwijs en later ook over de inrichting van onze samenleving door middel van de noodzakelijke sociale driegeleding. Dit dunne boekje  geeft een goede inleiding en inkijk in de hoofdonderwerpen van de antroposofie en vooral de bruikbaarheid ervan in de praktijk. Steiner probeert belangrijke antwoorden te geven op de grote vragen van mens en samenleving en dat in een tijd waar de wereld in rep en roer was, net als nu. Daarmede is en blijft het hoogst actueel en belangwekkend.                

Geen opmerkingen: