maandag 18 augustus 2014

Prehistorische vuursteengroeve in Zuid-Limburg







Dit in 2002 verschenen boek van Erich von Däniken is het min of meer afrondende antwoord op zijn in  1968 uitgegeven boek waarbij de titel nog in een vraagvorm was gesteld: “Waren de goden kosmonauten? Al bijna 50 jaar houdt deze journalist, autodiact, nieuwsgierige en kritische Zwitser zich met dit onderwerp bezig en heeft hij de hele wereld afgereisd en vele bijzondere archeologische plaatsen onderzocht. Zijn zoek- en ontdekkingstocht heeft al veel onverwachte nieuwe inzichten opgeleverd die het grote publiek steeds weet te bereiken. Van zijn ruim 25 boeken zijn bijna 70 miljoen exemplaren in velerlei talen wereldwijd verkocht. De auteur is bijna 80 jaar oud, maar geeft in de zomermaanden nog maandelijks een lezing in het door hem opgezette Science/Mysterypark met de naam Jungfrau Park nabij het Zwitserse Interlaken. Hij was ook kort geleden aanwezig bij  de UFO-conferentie In Joshua Tree in het Amerikaanse Californië  om te benadrukken dat wij mensen allemaal buitenaardse genen hebben. Behalve door natuurlijke evolutie heeft de mensheid evolutionaire sprongen kunnen maken door ingrijpen van buitenaf. Ons abstracte intellect en wiskundig inzicht hebben wij niet van de dieren of primaten, maar hebben een externe “goddelijke” (buitenaardse) oorsprong.

Dit boek omvat maar vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk gaat uitgebreid in op het ontstaan van de bijbel en met name het oude testament. Hij geeft een historische beschrijving van de verschillende concilies waar belangrijke besluiten zijn genomen zoals Jezus als enige zoon van God, de drie-eenheid van God de Vader, Zoon en Heilige Geest en de maagd Maria als moeder Gods. De oude concilies zijn niet alleen een religieuze maar vooral een politieke aangelegenheid geweest.  Het eerste concilie was in het jaar 325 in Nicaea,  bijeengeroepen door keizer Constantijn, die zelf pas christen werd op zijn sterfbed. Bij keizerlijke wet werd toen het christelijke dogma dat “God en zijn enige  Zoon Jezus één zijn” vastgesteld.  Het 2e concilie was in 381 bijeengeroepen door keizer Theodosius I in Constantinopel. Daar werd het Christendom uitgeroepen tot staatsgodsdienst en daar werd ook de drievuldigheid van Vader, Zoon en Heilige Geest vastgelegd.   Het 3e concilie was in 431 in Efeze en bijeengeroepen door de Oost-romeinse keizer Theodosius II en de West-Romeinse keizer Valentianus III. Hier kreeg Maria als moeder Gods  haar officiële eretitel.

Er zijn wel vijftienhonderd kopieën van bijbelteksten die ontstaan zijn tussen de 4e en 10e eeuw na Christus, allemaal ruim ná het leven van de historische persoon Jezus zelf. Het zijn dus geen rechtstreekse ooggetuigeverslagen van Jezus of van een van de apostelen. Het zijn overleveringen waar dus ook interpretatie en overnamefouten in zijn geslopen. De bijbel bevat een grote hoeveelheid tegenstrijdigheden die ook theologen niet kunnen oplossen. Interessanter zijn vaak ook de vele oude zogenaamde apocriefe bijbelteksten die niet in de uiteindelijke bijbel terecht zijn gekomen. Zo heeft men ook ten tijde van Jezus een bevolkingsgroep van Essenen gehad. Hun cultuur, hun waarden en zeden komen ook grotendeels overeen met de beginselen die Jesus verkondigde. Hij hoorde eerder bij deze groep dan bij de Israëlieten of Joden. 
 
 








 
Het tweede hoofdstuk gaat helemaal over de zogenaamde belangrijke boodschappen van Maria aan drie kinderen in Fatima (Portugal) aan het begin van de 20e eeuw. Ze zijn opgeschreven door Lucia(de enige nog levende van de drie), die kloosterzuster en heel oud werd. De paus  zou dit al in 1960 openbaar maken, maar dat werd steeds uitgesteld. Pas in 2000 werd een weinig zeggende verklaring over het 3e geheim bekendgemaakt. Het is volgens Von Däniken zeer onwaarschijnlijk allemaal.  Als Maria een drietal belangrijke mededelingen had voor de mensheid waarom heeft Lucia er dan jaren mee gewacht om het op te schrijven en door te geven aan de plaatselijke kardinaal en weer veel later pas aan de paus te overhandigen, die het ook tot twee keer toe doorgaf aan zijn opvolgers. Von Däniken erkent wel het bijzondere van de laatste verschijning (13 oktober 1917) waar bijna 70 duizend mensen bij aanwezig waren die allemaal wél een zonnewonder zagen, maar geen heilige Maria.

Het derde hoofdstuk gaat over de vele wonderbaarlijke stoepa’s en pagodes in Myanmar , het vroegere Birma dat gelegen is tussen Thailand , India en China. De vorm doet volgens von Däniken denken aan een ruimtevaartraket en dat was ook ooit zo bedoeld. In de hoofdstad Rangoon, nu Yangon vind je honderden pagodes en stoepa’s van een onmetelijke schoonheid en grootte. Soms zijn ze volledig versierd met tonnen bladgoud en glinsteren zo sterk dat ze met kokosmatten afgedekt moeten worden. Hun oude verhalen en ook overleveringen zijn doortrokken van de astronomie. Nergens zijn de goden uit de hemel met hun prachtige hemelvoertuigen zo tastbaar als hier.




 Het laatste vierde hoofdstuk gaat over de vroegere wapens van de Goden die in de oude Indiase geschriften uitgebreid en gedetailleerd worden beschreven. Hypnosewapens, laserwapens en zelfs stralingswapens hadden zij al tot hun beschikking. Zonder enige technische kennis hebben historici deze verhalen opgetekend die zo’n enorme indruk gemaakt moeten hebben. Die wapens zijn hier op aarde in het verleden gebruikt omdat er ook een onderlinge strijd was tussen de (buitenaardse) goden. 

Volgens von Däniken zullen we daarvan ook bewijzen gaan vinden al dan niet onder water of op de Maan danwel Mars, bijvoorbeeld van neergestorte hemelvoertuigen of verwoeste steden.  Een mogelijke aanwijzing daarvoor zijn de grote gevonden hoeveelheden steenglazuur (India) en zandglazuur of ook wel woestijnglas genoemd (in Lybië en Egypte), dat alleen  kan zijn ontstaan door enorme hitte of straling op plaatsen waar helemaal geen vulkanen of vergelijkbare bronnen zijn ??!!. Het lijkt erop dat Von Däniken later gelijk krijgt. Zo heeft de Amerikaanse astrofysicus dr. John Brandenburg eind 2014 in een wetenschappelijk artikel de stelling verdedigd dat Mars in een ver verleden is getroffen door nucleaire explosies. Het bewijs daarvoor is verzameld door ruimtesondes en ook een marsvoertuig, die stoffen in de mars-atmosfeer en op het oppervlak van Mars hebben gevonden zoals Xenon-129 en radioactief uranium, thorium, en kalium. Brandenburg beweert zelfs de plaatsen op Mars te kunnen aanduiden waar deze twee explosies zich hebben voorgedaan. Dat is gedaan om een vroegere ontwikkelde Marsbeschaving  te vernietigen. Met een bemande marslander zouden resten van vroegere beschavingen gevonden kunnen worden. Foto's van het oppervlak hebben ook al vele verrassingen opgeleverd.

Een laatste interessante ontdekking dichtbij is een prehistorische vuursteengroeve in Zuid Limburg, het plaatsje Rijckholt, die al 5.000 jaar oud moet zijn en een enorme omvang had . Uit honderden mijnschachten moet zo’n 40.000 m3 vuursteen zijn gedolven oftewel 150 miljoen bijlen?? Voor wie en door wie en hoe wisten ze dat ? Vuursteenconcentraties zitten met name tussen kalksteenlagen uit het Krijt en behoorlijk diep. Het kost al meerdere steenbijlen (van vuursteen) om één m3 kalksteen te verwijderen? In die tijd zouden mensen nog jagers en verzamelaars zijn en zeker geen mijnbouwers??        
  



 

Geen opmerkingen: