De bekendheid
van het boek zou misschien veel groter zijn geweest als hij misschien niet Pim
van Lommel, de cardioloog, had gevraagd om een inleiding bij het boek te laten
schrijven. Hoe goed bedoeld ook, maar in wetenschappelijke kringen is van
Lommel verguisd vanwege zijn boek Eindeloos Bewustzijn waarin de
specialist een spirituele visie en verklaring geeft op het fenomeen van de
bijna-doodervaring. Van Lommel is
daarentegen oprecht en trekt al jaren volle zalen in het land waar heel veel
mensen op af komen. De gewone mensen nemen van Lommel wel serieus.
Het boek van
dr. Bos is echter te wetenschappelijk voor de gewone man of vrouw. Zelf heb ik
ook een aantal bladzijden snel doorgebladerd, die heel gedetailleerd de
epigenetica en de DNA-imprinting en genexpressie behandelt. Dat gaat mijn
begrip te boven, terwijl ik wel nog de conclusie kan volgen dat het huidige
wetenschappelijke inzicht zover gekomen is dat het DNA of RNA niet de volledige sleutel geven voor de
menselijke evolutie. De theorie dat “alles
door de genen vastligt” is gewoon niet waar. Het is niet oorzaak van iedere
ontwikkeling. Sterker nog, Bos neigt meer naar de conclusie dat een extern
informatie- of krachtenveld bepaalde
genen “aan- of uitzet”. Dat komt heel erg in de buurt van wat ook
Rupert Sheldrake beweerde met zijn morfogenetische veldtheorie.
Een mooi
hoofdstuk heeft als titel : Wat is leven? Bos maakt na vele voorbeelden
duidelijk dat de mensheid nog steeds het raadsel van het leven niet heeft
ontdekt. Geen enkele wetenschapper is in staat om leven te scheppen uit dode
materie. We kunnen wel het leven, of een levend organisme reproduceren, klonen
en manipuleren maar niet zelf scheppen in een laboratorium in een reageerbuis.
Het leven of het levende zat er vanaf het begin van de schepping mogelijk al in
postuleert Bos. Moderne wetenschappers zijn nu ook zover om te bevestigen dat het
leven op aarde ook te danken is aan sterrenstof. In de ruimte heerst
weliswaar een vacuüm, maar die is niet leeg maar juist vol van elementen zoals koolwaterstoffen en silicaten en die als bouwstenen van ons en de wereld zijn te beschouwen en die bovendien gecreëerd zijn door sterren.
Een ander
boeiend stuk gaat over fotonen, mitogene straling en het levenslicht. Mitogene straling of levenslicht
is het door cellen uitgezonden licht, dat in alle levende natuur zoals planten,
dieren en mensen voorkomt. Deze straling komt juist voor bij de celdeling en
ook bij de celdood. Cellen van alle weefsels kunnen licht uitzenden. Deze
mitogene straling is ook een soort van informatie-dragende straling, want het kan andere cellen ook aanzetten tot
celdeling. Het is deze biologische lichtstraling die goed te meten valt zoals blijkt
uit de jarenlange experimenten van prof Fritz Popp. (lees ook Het
Veld van Lynn McTaggart ). De conclusie lijkt gerechtvaardigd dat dus
niet gen-expressie via het DNA aanzet tot celdeling maar eerder deze mitogene
straling of het licht van deze biofotonen (lichtdeeltjes). Deze straling is
niet in het UV-bereik, maar juist in het hele zichtbare lichtspectrum. Bijzonder aan dit licht of straling, die uit
de celkern komt, is dat het coherent,
monochromatisch en gepolariseerd is, zoals we dat op een kunstmatige
manier met laserlicht ook bereiken. Daardoor
heeft het een enorm bereik of doordringbaarheid, ook al gaat het om ultrazwakke
straling. Hierdoor kunnen zelfs kwantumeffecten optreden.
Deze
inzichten zijn nog allemaal van vrij recente datum, maar bieden ook verrassend
nieuwe mogelijkheden voor behandeling op
celniveau van een organisme. Ieder organisme heeft een unieke lichtuitstraling
en met bioresonantietherapie of lichttherapie is het mogelijk energie of licht
van de juiste frequentie(kwaliteit) en sterkte(intensitieit) aan de cel toe te
dienen. Dat werkt gezondmakend op een
organisme en herstelt het evenwicht( de homeostase) in de cel en in meercellige organismen. Kankercellen
bijvoorbeeld laten een ander licht zien dan gezonde cellen. Er is mij ooit door
een medicus vertelt dat deze geavanceerde bioresonantie-behandelingen ook
succesvol toegepast worden bij astronauten in de ruimte. Bij gebrek aan een
dokter of medicijn ter plaatste, moet men van deze computertechnologie gebruik
maken.
huisarts en auteur Arie Bos |
Een ander
verrassend inzicht komt aan bod bij het onderzoek naar de werking van de
hersenen , het geheugen en bewustzijn. Zo constateert Bos dat er van het woord
bewustzijn geen meervoudsvorm is. Dat suggereert volgens hem dat we allen behoren of deel uitmaken van één
groot (geheel van) bewustzijn. Is taal zo wijs?
Het is zeker bijzonder, want datzelfde kun je niet zeggen van het woord God of
universum.
Is
bewustzijn en geheugen een chemisch-biologisch of elektromagnetisch proces in
de hersenen? Als delen van de hersenen beschadigd zijn of ontbreken is er dan
geen geheugen , geen bewustzijn? Dat blijkt niet zo te zijn. Er is ooit een
hersenscan gemaakt van een jonge vrouw waarbij grote delen van de hersen
eenvoudigweg ontbraken maar zij kon wel denken, en had een geheugen en
bewustzijn. Bos komt ook met een paar
voorbeelden van wat in de wetenschap savanten
worden genoemd. Het zijn mensen met uitzonderlijke (geheugen-) gaven. Zij
kunnen de meest ingewikkelde wiskundige en
rekenkundige problemen eenvoudig en kennelijk zonder veel moeite oplossen, waar
gewone mensen zelfs computers voor nodig hebben. In een afgezwakte vorm zien we
het terug bij autisten die weliswaar een tekort aan sociale en soms ook
verstandelijke vermogens hebben maar
daarentegen een enorm scherp ontwikkeld geheugen en ook zeer gevoelige zintuigen
hebben. In de film Rainman is geprobeerd zo’n persoon te belichten. Sommige Savants, of mensen met het
savantsyndroom, zijn in staat om van het overlijdenstijdstip (jaar, dag en uur)
van iemand om te rekenen hoeveel
seconden die persoon geleefd heeft. Of van een willekeurige dag in de toekomst
of verleden te bepalen op welke dag van de week
dat valt (rekening houdend zelfs met schrikkeljaren) of afstanden op de
millimeter inschatten. Er zijn ook Savanten die een enorm aantal boeken
letterlijk kunnen reproduceren , waaronder ook telefoonboeken vanuit hun
geheugen. Dit memoreren kunnen ze in een hele korte tijd. Weer anderen kunnen
ingewikkelde muziekstukken meteen naspelen nadat ze het eenmaal hebben gehoord
of een kathedraal natekenen met alle details. Het kan dus ook artistieke gaven
betreffen. We zouden deze mensen geniaal
noemen in wat ze allemaal kunnen, maar tegelijkertijd betalen ze daarvoor een
grote prijs beweert Arie Bos. Ze kunnen namelijk zichzelf op sociaal gebied
niet zelfstandig redden. Ze hebben maar een heel smal en beperkt gebied waarop
ze uitzonderlijk zijn.Bij gezonde mensen zie je veel beperktere vermogens maar
wel op een heel breed terrein van vermogens. Anderzijds hebben savanten ook een groot deel
van hun vrijheid moeten opgeven, want hun gedrag is meestal erg dwangmatig
(onvrij) in aanleg. Ze moeten voortdurend
rekenen, tellen, etc. en hebben daarin geen vrije wil of keuze.
Experimenten
met gewone, gezonde mensen waarbij via magnetische stimulatie delen van de
hersenschors werden uitgeschakeld, blijken opeens ook tijdelijk savants te zijn
geworden en te beschikken over deze (eenzijdige) talenten. Bos oppert de
serieuze suggestie dat bij gewone mensen deze bij iedereen aanwezige, diepere
vermogens slapend gehouden te worden. Dankzij die sluimering hebben we de vrijheid
gekregen om zelf keuzes te maken en onze eigen wil te gebruiken om (weliswaar
veel moeizamer) bepaalde kwaliteiten te ontwikkelen. In bijzondere gevallen
kunnen we dus kennelijk toegang krijgen tot een onbegrensd en exact geheugen,
maar door de frontale en temporale schors worden deze buiten het bewustzijn
gehouden. Bij sommige vormen van (frontotemporale)dementie kan ook de frontale
neocortex in de linker hemisfeer beschadigd zijn, waardoor savantgedrag kan
optreden. Deze mensen zijn ook ongeremd en dwangmatig. Er is geen sturing
vanuit het ik of zelf en dus ook geen terughouding.
Het bestaan
van bewustzijn buiten de hersenen is ook aangetoond bij verschillende
voorbeelden van bijna-doodervaringen. Terwijl mensen een langdurige
hartstilstand en zelfs hersendood hadden (geen meetbare hersengolven) bleken
zij nauwkeurige en verifieerbare waarnemingen te kunnen doen over situaties in
de operatiekamer of het ziekenhuis. Het bewustzijn en hun geheugen (want ze
konden er later over vertellen) bleken nog helemaal in tact te zijn. Eigenlijk
nog beter dan normaal bij dag-bewustzijn. Ze hadden een 360 graden waarneming in
plaats van hun normale blikveld. Verder hebben ze ook een soort direct soort
weten en beleven. Heel frappant is een voorbeeld van een blind iemand die
tijdens de bijna-doodervaring wel “alles” ziet. Geheugen en bewustzijn zijn dus
niet vast verankerd in het lichaam of in
de hersenen. Bos beschrijft het als een informatieveld rondom de mens. Rudolf
Steiner introduceerde hiervoor het ether- of levenslichaam dat als het ware
rondom het fysieke lichaam is gestulpt en daaromheen nog een laag met een
astraal, ziele- of gewaarwordingslichaam.
Is dit
hetzelfde als het licht- of levenslicht dat fotonen uitstralen en wat ook
een informatiekwaliteit heeft en dat ook wel aura genoemd wordt en gemeten kan
worden met Kirlian-fotografie?
Je zou
kunnen zeggen dat Arie Bos geprobeerd heeft op een wetenschappelijke manier het
bestaan van geesteswetenschap aan te tonen. Zelf vind ik dat hij daarin
geslaagd is. De geest is de onzichtbare kracht/ energie achter de stof. Door de
geest komt de stof tot leven, of kreeg de stof de geest.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten